Rekenen:
eikels tellen
De eikels liggen op een
tafel in de kring. Op de tafel staan ook 6 bakjes en kaartjes met nummertjes van
1 t/m 6. Bij elk bakje ligt een kaartje. Om beurten doet een kind eikels in het
bakje, zoveel als er op het kaartje staat. Als het nog te moeilijk is kan er
iemand helpen.
Alle kinderen krijgen
een kaartje met een getal erop (1 t/m 3). De kaartjes zijn in drie kleuren. Elk
kind pakt zoveel eikels als op zijn kaartje staat. Nu zoekt elk kind een ander
kind met hetzelfde getal op zijn kaartje. Ze proberen te tellen hoeveel eikels
ze nu samen hebben en als ze het weten komen ze het aan de leerkracht vertellen
en gaan weer op hun stoel zitten. Daarna zoeken de kinderen iemand met een
zelfde kleur kaartje en doen hetzelfde als bij de vorige opdracht. Als er nog
tijd over is, geef een kind een
kaartje met een hoger getal (4 t/m 6) en laat ze midden in de kring nog een keer
de opdracht doen.